
Vreemdelingenwet 2000
Artikel 115
1
Een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geldige verblijfstitel wordt op dat tijdstip met inachtneming van het tweede tot en met zevende lid van rechtswege aangemerkt als een verblijfsvergunning op grond van deze wet.
2
Een vergunning tot verblijf met beperkingen, wordt, onder handhaving van de beperkingen en de geldigheidsduur, aangemerkt als een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14.
3
Een vergunning tot vestiging wordt aangemerkt als een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20.
4
Een vergunning tot verblijf zonder beperkingen wordt aangemerkt als een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.
5
Een toelating krachtens artikel 10, tweede lid, van de Vreemdelingenwet zoals dit luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt aangemerkt als een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20.
6
Een voorwaardelijke vergunning tot verblijf wordt, onder handhaving van de geldigheidsduur, aangemerkt als een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28.
7
Een toelating als vluchteling wordt aangemerkt als een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN AO6207, Eerste aanleg - enkelvoudig, AWB 02/62738
Rechtsoort
Vreemdelingen
Datum uitspraak
26-02-2004
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Eerste aanleg - enkelvoudig
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Rechtbank 's-GravenhageIntrekking verblijfsvergunning / buitenlands strafvonnis. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit artikel 3:86, derde lid, Vb 2000 dat verweerder ook in geval van een buitenlands strafrechterlijk vonnis kan stellen dat grond bestaat voor intrekking ex artikel 35, eerste lid, sub b, Vw 2000. Wel...